Vakantiepret
“Waar ga jij naartoe op vakantie?” vroeg de huisarts waar ik werk een paar weken geleden tijdens de lunch. Toen ik de Franse streek en naam van de camping noemde, en zijn gezicht zag wist ik meteen hoe laat het was: “Daar ga ik óók heen!”
“O nee!” dacht ik. Wie verzint dit nou weer? Eerlijk gezegd was ik er niet blij mee. Vakantie is rust, even weg van alles. En de laatste die je op je vakantie wilt tegenkomen is toch je baas? Hoe moet dat straks? Het hele team maakt er grapjes over. “Gaan jullie dan bij elkaar barbecueën?” of “Gezellig hoor, met je baas chillen bij het zwembad!”
Helaas gebeurt er bij aankomst op de camping iets vervelends: mijn rug schiet op slot. Het enige wat verlichting geeft bij mijn acute rugpijn is liggen en pijnstilling. Dus daar lig ik op bed, in een stacaravan. Een volle pillendoos binnen handbereik. Paracetamol, NSAID’s en Tramadol in plaats van baguette, camembert en een wijntje. Wat lijk ik verdacht veel op de complexe ouderen uit onze praktijk, met deze waslijst aan medicatie.
Nu ben ik zélf de patiënt!
Na een paar dagen probeer ik voorzichtig een paar stappen over de camping te lopen. Een rollator had geen overbodige luxe geweest, want ik loop scheef en verstijfd als een oude dame. En iedere keer moet ik langs de tent van mijn baas. O ja… dat óók nog!
Tegen het einde van onze vakantie vraagt hij of we zin hebben om wat te komen drinken. Ach, waarom ook niet? We kunnen toch geen kant op. Het werd het enige uitstapje in mijn vakantie en eerlijk is eerlijk: heel gezellig! Een fijne afleiding voor ons.
Het moet niet gekker worden. Vooraf peinzen over hoe dat moest, maar uiteindelijk werd op bezoek bij de baas het hoogtepunt van mijn vakantie.
Wie had dat gedacht…?
Mandy Varkevisser